doña

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

doña
Uitspraak
Woordafbreking
  • do·ña
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Spaans
enkelvoud meervoud
naamwoord doña doña's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de doñav

  1. adellijke Spaanse dame
     Het overlijden van de koningin voerde vandaag de boventoon in de Belgische media. Die typeren haar onder meer als kinderloze koningin en als een doña (Spaanse dame) aan het Belgische hof. Fabiola was afkomstig uit de Spaanse adel en was net als wijlen koning Boudewijn vroom rooms-katholiek.[1]

Gangbaarheid

31 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Week van nationale rouw in België om koningin Fabiola” (06-12-2014), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be