divageerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: divageerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- di·va·geer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
divageren |
divageerde
- enkelvoud verleden tijd van divageren
- Ik divageerde.
- Jij divageerde.
- Hij, zij, het divageerde.
- Ik divageerde.