Naar inhoud springen

dichtklapte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·klap·te

Werkwoord

vervoeging van
dichtklappen

dichtklapte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van dichtklappen
    • ... dat ik dichtklapte. 
    • ... dat jij dichtklapte. 
    • ... dat hij, zij, het dichtklapte. 
     In een schrikreactie liet hij het touwtje los, waardoor de luxaflex hard dichtklapte en de inhoud van de kamer weer door het duister werd opgeslokt.[1]

Verwijzingen