dichtklapte
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dichtklapte (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dicht·klap·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dichtklappen |
dichtklapte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van dichtklappen
- ... dat ik dichtklapte.
- ... dat jij dichtklapte.
- ... dat hij, zij, het dichtklapte.
- ... dat ik dichtklapte.
- ▸ In een schrikreactie liet hij het touwtje los, waardoor de luxaflex hard dichtklapte en de inhoud van de kamer weer door het duister werd opgeslokt.[1]