dichtbrandde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dicht·brand·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dichtbranden |
dichtbrandde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van dichtbranden
- ... dat ik dichtbrandde.
- ... dat jij dichtbrandde.
- ... dat hij, zij, het dichtbrandde.
- ... dat ik dichtbrandde.
Gangbaarheid
- Het woord dichtbrandde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.