detineer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ti·neer

Werkwoord

vervoeging van
detineren

detineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detineren
    • Ik detineer. 
  2. gebiedende wijs van detineren
    • Detineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detineren
    • Detineer je?