desensibiliseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·sen·si·bi·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
desensibiliseren

desensibiliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van desensibiliseren
    • Ik desensibiliseerde. 
    • Jij desensibiliseerde. 
    • Hij, zij, het desensibiliseerde.