desensibiliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·sen·si·bi·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
desensibiliseren

desensibiliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desensibiliseren
    • Ik desensibiliseer. 
  2. gebiedende wijs van desensibiliseren
    • Desensibiliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desensibiliseren
    • Desensibiliseer je?