derailleer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·rail·leer

Werkwoord

vervoeging van
derailleren

derailleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van derailleren
    • Ik derailleer. 
  2. gebiedende wijs van derailleren
    • Derailleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van derailleren
    • Derailleer je?