depolitiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·po·li·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
depolitiseren

depolitiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depolitiseren
    • Ik depolitiseer. 
  2. gebiedende wijs van depolitiseren
    • Depolitiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depolitiseren
    • Depolitiseer je?