depenaliseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·pe·na·li·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
depenaliseren |
depenaliseerde
- enkelvoud verleden tijd van depenaliseren
- Ik depenaliseerde.
- Jij depenaliseerde.
- Hij, zij, het depenaliseerde.
- Ik depenaliseerde.