depenaliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·pe·na·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
depenaliseren |
depenaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depenaliseren
- Ik depenaliseer.
- gebiedende wijs van depenaliseren
- Depenaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depenaliseren
- Depenaliseer je?