demoniseerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·mo·ni·seer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
demoniseren |
demoniseerden
- meervoud verleden tijd van demoniseren
- Wij demoniseerden.
- Jullie demoniseerden.
- Zij demoniseerden.
- Wij demoniseerden.
vervoeging van |
---|
demoniseren |
demoniseerden