defenestreerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fe·nes·treer·de

Werkwoord

vervoeging van
defenestreren

defenestreerde

  1. enkelvoud verleden tijd van defenestreren
    • Ik defenestreerde. 
    • Jij defenestreerde. 
    • Hij, zij, het defenestreerde. 

Gangbaarheid