deeltijdboeren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deel·tijd·boe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
deeltijdboeren
-
-
onvolledig

Werkwoord

deeltijdboeren

  1. inergatief naast andere inkomstenbronnen ook een landbouwbedrijf hebben
     Zelfs deeltijdboeren lijkt weer in.[1]

Zelfstandig naamwoord

de deeltijdboerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord deeltijdboer
     Op de studiedag waren boeren aanwezig die de afgelopen vijftien jaar hun traditionele bedrijfsvoering zachtjesaan op ecologische leest hebben geschoeid. Opvallend veel deeltijdboeren geven acte de présence.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 februari 2024 Weblink bron
    Jan Sloothaak
    Boer zoekt nieuwe bestaansbron : Wetenschap ontwikkelt visie op heroriëntatie, de streek vult zelf in in: Trouw op Wikipedia, jrg. 53 nr. 15472 (28 maart 1995), Organisatie Trouw, Meppel, p. 9 kol. 3
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 februari 2024 Weblink bron
    René Didde
    Jaloers op de ecologische boer in: De Volkskrant op Wikipedia, jrg. 72 nr. 21143 (5 februari 1994), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 73 (Vervolg 21) kol. 2