decompliceerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·com·pli·ceer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
decompliceren |
decompliceerden
- meervoud verleden tijd van decompliceren
- Wij decompliceerden.
- Jullie decompliceerden.
- Zij decompliceerden.
- Wij decompliceerden.