decompenseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·com·pen·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
decompenseren |
decompenseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decompenseren
- Ik decompenseer.
- gebiedende wijs van decompenseren
- Decompenseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decompenseren
- Decompenseer je?