decollectiviseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·col·lec·ti·vi·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
decollectiviseren |
decollectiviseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decollectiviseren
- Ik decollectiviseer.
- gebiedende wijs van decollectiviseren
- Decollectiviseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decollectiviseren
- Decollectiviseer je?