decollectiviseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·col·lec·ti·vi·seer

Werkwoord

vervoeging van
decollectiviseren

decollectiviseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decollectiviseren
    • Ik decollectiviseer. 
  2. gebiedende wijs van decollectiviseren
    • Decollectiviseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decollectiviseren
    • Decollectiviseer je?