decodeerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: decodeerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- de·co·deer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
decoderen |
decodeerde
- enkelvoud verleden tijd van decoderen
- Ik decodeerde.
- Jij decodeerde.
- Hij, zij, het decodeerde.
- Ik decodeerde.