decentraliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·cen·tra·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
decentraliseren |
decentraliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decentraliseren
- Ik decentraliseer.
- gebiedende wijs van decentraliseren
- Decentraliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decentraliseren
- Decentraliseer je?