decentraliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·cen·tra·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
decentraliseren

decentraliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decentraliseren
    • Ik decentraliseer. 
  2. gebiedende wijs van decentraliseren
    • Decentraliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decentraliseren
    • Decentraliseer je?