debrayeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·bra·yeer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
debrayeren |
debrayeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debrayeren
- Ik debrayeer.
- gebiedende wijs van debrayeren
- Debrayeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debrayeren
- Debrayeer je?