deblokkeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·blok·keer·de

Werkwoord

vervoeging van
deblokkeren

deblokkeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van deblokkeren
    • Ik deblokkeerde. 
    • Jij deblokkeerde. 
    • Hij, zij, het deblokkeerde.