debiteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: debiteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- de·bi·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
debiteren |
debiteerde
- enkelvoud verleden tijd van debiteren
- Ik debiteerde.
- Jij debiteerde.
- Hij, zij, het debiteerde.
- Ik debiteerde.