debiet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·biet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afzet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1735 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord debiet -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het debieto

  1. afzet van waren
  2. (natuurkunde) de hoeveelheid doorstromend medium (vloeistof of gas) in m3 per seconde
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen