debarkeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·bar·keer·de

Werkwoord

vervoeging van
debarkeren

debarkeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van debarkeren
    • Ik debarkeerde. 
    • Jij debarkeerde. 
    • Hij, zij, het debarkeerde. 

Gangbaarheid