de-escaleerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de-es·ca·leer·den

Werkwoord

vervoeging van
de-escaleren

de-escaleerden

  1. meervoud verleden tijd van de-escaleren
    • Wij de-escaleerden. 
    • Jullie de-escaleerden. 
    • Zij de-escaleerden.