dater
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- da·ter
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dater | daters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de dater m
- persoon die een afspraakje heeft met een potentiële geliefde
Gangbaarheid
- Het woord dater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.