Naar inhoud springen

culpabiliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cul·pa·bi·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
culpabiliseren

culpabiliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van culpabiliseren
    • Ik culpabiliseer. 
  2. gebiedende wijs van culpabiliseren
    • Culpabiliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van culpabiliseren
    • Culpabiliseer je? 

Gangbaarheid