coureur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Jos Verstappen, autocoureur
Uitspraak
Woordafbreking
  • cou·reur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coureur coureurs
verkleinwoord coureurtje coureurtjes

Zelfstandig naamwoord

de coureurm [3]

  1. wielrenner, motor- of autoracer
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  coureur     le coureur     coureurs     les coureurs  

Zelfstandig naamwoord

coureur m

  1. hardloper
  2. (spreektaal) rokkenjager [1]
Verwante begrippen

Verwijzingen