contrasten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tras·ten

Zelfstandig naamwoord

de contrastenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord contrast


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
contrastar

contrasten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van contrastar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van contrastar