contra-indiceerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tra-in·di·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
contra-indiceren

contra-indiceerde

  1. enkelvoud verleden tijd van contra-indiceren
    • Ik contra-indiceerde. 
    • Jij contra-indiceerde. 
    • Hij, zij, het contra-indiceerde.