contacteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tac·teer

Werkwoord

vervoeging van
contacteren

contacteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contacteren
    • Ik contacteer. 
  2. gebiedende wijs van contacteren
    • Contacteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contacteren
    • Contacteer je?