consuminder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·su·min·der

Werkwoord

vervoeging van
consuminderen

consuminder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consuminderen
    • Ik consuminder. 
  2. gebiedende wijs van consuminderen
    • Consuminder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consuminderen
    • Consuminder je?