constructivistisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·struc·ti·vis·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van constructivist met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | constructivistisch | constructivistischer | |
verbogen | constructivistische | constructivistischere | |
partitief | constructivistisch | constructivistischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
constructivistisch [1]
- met betrekking tot het constructivisme
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord constructivistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.