constitueerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sti·tu·eer·den

Werkwoord

vervoeging van
constitueren

constitueerden

  1. meervoud verleden tijd van constitueren
    • Wij constitueerden. 
    • Jullie constitueerden. 
    • Zij constitueerden.