congrueerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·gru·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
congrueren

congrueerde

  1. enkelvoud verleden tijd van congrueren
    • Ik congrueerde. 
    • Jij congrueerde. 
    • Hij, zij, het congrueerde.