confectioneerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·fec·ti·o·neer·den

Werkwoord

vervoeging van
confectioneren

confectioneerden

  1. meervoud verleden tijd van confectioneren
    • Wij confectioneerden. 
    • Jullie confectioneerden. 
    • Zij confectioneerden.