compacteerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·pac·teer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
compacteren |
compacteerden
- meervoud verleden tijd van compacteren
- Wij compacteerden.
- Jullie compacteerden.
- Zij compacteerden.
- Wij compacteerden.
vervoeging van |
---|
compacteren |
compacteerden