communautariseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mu·nau·ta·ri·seer

Werkwoord

vervoeging van
communautariseren

communautariseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van communautariseren
    • Ik communautariseer. 
  2. gebiedende wijs van communautariseren
    • Communautariseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van communautariseren
    • Communautariseer je?