communautariseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·mu·nau·ta·ri·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
communautariseren |
communautariseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van communautariseren
- Ik communautariseer.
- gebiedende wijs van communautariseren
- Communautariseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van communautariseren
- Communautariseer je?