collationeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·la·ti·o·neer

Werkwoord

vervoeging van
collationeren

collationeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van collationeren
    • Ik collationeer. 
  2. gebiedende wijs van collationeren
    • Collationeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van collationeren
    • Collationeer je? 

Gangbaarheid