cliëntelistisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cli·en·te·lis·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van cliëntelist met het achtervoegsel -isch
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | cliëntelistisch | cliëntelistischer | |
| verbogen | cliëntelistische | cliëntelistischere | |
| partitief | cliëntelistisch | cliëntelistischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
cliëntelistisch
- met betrekking tot het cliëntelisme
Gangbaarheid
- Het woord cliëntelistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.