cisgender

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cis·gen·der
Woordherkomst en -opbouw

afleiding van gender met het voorvoegsel cis-

stellend
onverbogen cisgender
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

cisgender

  1. dezelfde genderidentiteit hebbend als het geboortegeslacht
     ‘Je kunt je best eens wat kwetsbaarder opstellen!’ Kent u die uitdrukking? Ik dacht altijd dat niemand daar op zat te wachten. Liever een clowneske paljas met grappen maar ook grollen, dan een zwaarmoedige zeurende menopauzale vent van 50 toch? (Okay, 51.) Zeker als je een min of meer heteroseksueel cisgender wit persoon wiens identiteit correspondeert met het geslacht dat hij bij zijn geboorte (en vermoedelijk ook al een aantal maanden daarvoor) eh… bent.[1]
Antoniemen


enkelvoud meervoud
naamwoord cisgender cisgenders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cisgenderm

  1. persoon waarvan het geboortegeslacht en de genderidentiteit gelijk aan elkaar zijn



Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 juni 2023 Weblink bron
    Roel Abraham
    “Liever ben ik een clowneske paljas dan een zwaarmoedige, menopauzale vent van 51” (03-12-2022), Tubantia