centraliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cen·tra·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
centraliseren |
centraliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van centraliseren
- Ik centraliseer.
- gebiedende wijs van centraliseren
- Centraliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van centraliseren
- Centraliseer je?