centenbak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. bakje waarmee men muntgeld kan inzamelen
Uitspraak
Woordafbreking
  • cen·ten·bak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord centenbak centenbakken
verkleinwoord centenbakje centenbakjes

Zelfstandig naamwoord

de centenbakm

  1. bakje waarmee men muntgeld kan inzamelen, met name gebruikt door straatmuzikanten
    • Bij de ingang van de Nieuwe Kerk staat blinde Bennie de orgeldraaier. Hij staat daar al zowat een kwart eeuw. Vorige winter werd hij door de politie opgepakt en meegenomen voor verhoor. Ze hebben daar na uitputtend onderzoek besloten dat het misschien toch niet zo heel veel kwaad kan, een blinde orgeldraaier, en nu staat hij er gewoon weer iedere dag met zijn centenbak te schudden, altijd net uit de maat.[2] 
  2. (figuurlijk) een onderkaak die naar voren staat t.o.v. de bovenkaak
    • Da's nog eens een verschil met de huidige Nissan Micra. Het wat suffige bolletje van nu is getransformeerd tot een serieuze hatchback met een bijna nijdige blik in de ogen en een flink grote centenbak. Of V-Motion-grille, zoals Nissan dat zo paarse broek mogelijk noemt.[3] 
    • "Ach lieve Jezus, straks gaan ze natuurlijk nog zoenen ook", dacht ik, inwendig alvast kermend van weerzin. En ja hoor, daar gingen ze, Keira met haar centenbak en Aaron met die vieze haarworst.[4] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. centenbak op website: Etymologiebank.nl
  2. Volkskrant S. Witteman 11 december 2012 Orgelman
  3. de Telegraaf 29 sep. 2016 Nissan Micra schudt suffigheid van zich af
  4. Volkskrant S. Witteman 27 december 2012 Snor
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be