censureer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cen·su·reer

Werkwoord

vervoeging van
censureren

censureer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van censureren
    • Ik censureer. 
  2. gebiedende wijs van censureren
    • Censureer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van censureren
    • Censureer je?