casseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cas·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
casseren |
casseerde
- enkelvoud verleden tijd van casseren
- Ik casseerde.
- Jij casseerde.
- Hij, zij, het casseerde.
- Ik casseerde.
vervoeging van |
---|
casseren |
casseerde