capteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cap·teer

Werkwoord

vervoeging van
capteren

capteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capteren
    • Ik capteer. 
  2. gebiedende wijs van capteren
    • Capteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capteren
    • Capteer je?