bundist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bun·dist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bundist | bundisten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) lid van de Bund
Gangbaarheid
- Het woord 'bundist' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.