buitenlandredacteur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bui·ten·land·re·dac·teur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van buitenland zn en redacteur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenlandredacteur | buitenlandredacteuren buitenlandredacteurs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de buitenlandredacteur m
- journalist die publiceert over buitenlandse onderwerpen
- ▸ Stel dat beide grote partijen tegelijkertijd komen met een coalitie-akkoord, schrijft buitenlandredacteur Hans Brom. De een over links, de ander over rechts? Niemand die weet wat er dan precies gaat gebeuren, want er is niets geregeld. Vermoed wordt dat in zo'n geval het Lagerhuis het laatste woord krijgt en dat de combinatie die zich daar van een meerderheid kan verzekeren, de komende vijf jaar mag regeren.[1]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord buitenlandredacteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Woensdag 6 mei 2015, 19:50“Nieuwe hashtag Britse verkiezingen: #JeSuisEd” (Woensdag 6 mei 2015, 19:50), NOS