budgetvreter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bud·get·vre·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van budget en vreter [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | budgetvreter | budgetvreters |
verkleinwoord | budgetvretertje | budgetvretertjes |
Zelfstandig naamwoord
de budgetvreter m
- iemand die (ten eigen bate) allerlei posten op de begroting van uitgaven weet te doen brengen
Gangbaarheid
- Het woord 'budgetvreter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.