brutaliseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bru·ta·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
brutaliseren

brutaliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van brutaliseren
    • Ik brutaliseerde. 
    • Jij brutaliseerde. 
    • Hij, zij, het brutaliseerde.